Natalie heeft een jong zoontje en is weer in verwachting, als zij een oud dagboek vindt. Daarin leest ze betovergrootmoeder Cosima's beschrijving van de 'vloek' die op de vrouwen in haar familie rust: de zoons die zij baren, zijn 'achterlijk'. De schrik slaat Natalie om het hart. Ze kan de waarheid niet langer verdringen: haar zoontje ontwikkelt zich niet goed. Hoe moet ze hiermee omgaan? Zal hun ongeboren kind gezond zijn? En wat betekent dit voor Natalies zus, die ook drager van de aandoening kan zijn? Kan het dagboek van Cosima hen helpen in de keuzes waarmee ze nu worden geconfronteerd?